Politicoloog Simon Otjes presenteerde voor de Europawerkgroep zijn onderzoek naar de mate waarin het Europees Parlement de standpunten van zijn kiezers representeert.
Aan de hand van het Responsive party model onderzoeken politicologen de inhoudelijke overeenstemming tussen de standpunten van de kiezers en de besluiten die in een vertegenwoordigend orgaan worden genomen. Simon Otjes, politicoloog aan de Universiteit van Groningen en als onderzoeker ook voor een dag verbonden aan GroenLinks, beproefde het model om het democratisch gehalte van het Europees Parlement te toetsen. Hij presenteerde zijn resultaten op 5 maart in de Europawerkgroep.
Van politieke representatie van de kiezers in een parlement is volgens dit model sprake als aan vier voorwaarden is voldaan.
1. Partijen strijden om de macht
2. Politieke leiders worden door de partijen gerecruteerd
3. De partijen leveren alternatieven voor het beleid
4. De kiezers stemmen op de inhoud van de beleidsalternatieven
Europese partijen en nationale partijen
In de Europese verkiezingen strijden in eerste instantie nationale partijen met elkaar. De gekozen vertegenwoordigers komen vervolgens terecht in Europese fracties van verwante partijen. Daar kunnen andere keuzes worden gemaakt die een volledige representatie verhinderen.
Europese politieke leiders
De belangrijkste functies in de Europese politiek worden verdeeld in een schimmig onderhandelingsproces tussen landen, c.q. zittende regeringen. Dit jaar zijn voor het eerste door de vier grootste Europese partijen kandidaten aangewezen voor het Commissievoorzitterschap. Het staat allemaal nog ver weg van de kiezers en we zullen moeten zien in hoeverre dit gegeven tot een nieuwe dynamiek leidt in de verkiezingscampagne.
Verschillen tussen de partijen in het Europees Parlement
Aan de hand van stemmingen in het EP heeft Simon onderzocht in hoeverre de partijen beleidsalternatieven laten zien. Duidelijk zijn de verschillen op de links-rechts meetlat. Wat ook nog meespeelt of welke partijen de macht hebben in de nationale regeringen. Europarlementariërs van die partijen gaan niet snel in tegen het standpunt van hun eigen regering.
Uit de analyse van de stemmingen over sociaal-economische items blijkt een duidelijke afstand tussen enerzijds de middenpartijen, de EPP (de Europese volkspartij met veel christendemocraten), de Socialisten, de Liberalen en de Groenen, en anderzijds de meer linkse zowel als rechtse eurosceptische partijen (GUE/NGL met communisten en partijen als de SP en conservatieven). Linkse eurosceptici benadrukken het vergroten van de sociale ongelijkheid terwijl de conservatieven willen dat Europa zich beperkt tot de interne markt.
Verder blijkt uit de gegevens over de stemmingen in het Europees Parlement van de afgelopen vijf jaar dat veel Europese Groenen als het om sociaal-economische kwesties gaat dichtbij de sociaaldemocraten staan (zie de bijlage Posities Europarlementsleden, nl = Nederland etc., in het midden groenen, sociaaldemocraten, liberalen en EPP, linksonder GUE/NGL).
Alle stemmingen worden bijgehouden op VoteWatch.
De stem van de kiezers
Voor de stemming onder het kiezerspubliek heeft Simon gebruik gemaakt van Europees onderzoek tijdens de vorige verkiezingen in 2009. Hij heeft gegevens verwerkt op twee onderwerpen: houding tegenover de Europese Unie, pro of contra; en de positie van de kiezer op de links-rechts schaal.
Allereerst valt op dat kiezers over het algemeen wat eurosceptischer zijn dan de partijen die hen moeten vertegenwoordigen. Op sociaal-economische issues zijn kiezers veel minder consistent dan hun vertegenwoordigers in het parlement. Een grote groep kiest bijvoorbeeld voor minder staatsingrijpen en tegelijk voor meer sociale gelijkheid. Gecombineerd met een standpunt pro of contra EU zien we een grote groep die minder invloed van de EU wil én meer sociale gelijkheid en een relatief kleine groep die pro EU is en ook voorstander van minder gelijkheid (zie bijlage posities kiezers).
Als we nu de kiezersposities vergelijken met de opstelling van hun vertegenwoordigers in het parlement dan zou je kunnen concluderen dat het aantal sociaal-economisch links georiënteerde kiezers redelijk overeen komt met het aantal parlementariërs dat in die richting denkt. De rechtsen (EPP,ALDE) zijn zwaar oververtegenwoordigd. Anti-Europees links en ook anti-Europees rechts zijn ondervertegenwoordigd in het huidige parlement. Dit geldt dan alleen als het gaat om pro/contra EU standpunten en links-rechts posities over sociaal-economische issues.
De resultaten van dit onderzoek geven een beeld van het veelbesproken democratische tekort in Europa. Het is aan de politieke partijen om op alle vier genoemde punten actie te ondernemen om dit tekort in de komende periode weg te werken.