Alternatieve indicatoren voor vooruitgang: geld alleen maakt niet gelukkig

Een van de eerste deelsessies van het congres van Europese Groene Partij en Global Greens gaat over alternatieven voor het Bruto Binnelands Product (BBP) als maat van vooruitgang. Gösta Lyngå, oud-parlementariër uit Zweden en nu actief voor de Australische Groenen, leidt het thema in. Het BBP als indicator van economische productie was nooit bedoeld om welvaart in brede zin te meten, maar wordt nu vaak wel zo gezien. Dat is geen goede ontwikkeling, omdat allerlei ongewenste zaken zoals milieuvervuiling en verkeersongelukken ook bij kunnen dragen aan het BBP. Economische groei, en dan ook nog eens een beperkte opvatting daarvan, zou niet de maat aller dingen moeten zijn.

Actueel onderwerp

Het onderwerp leeft, zoals blijkt uit de overvolle zaal op de vroege eerste congresochtend. Onderzoeker Tove Engvall uit Zweden leidt de discussie. Een eerste brainstorm maakt duidelijk dat het samenhangt met allerlei deelonderwerpen, van gezondheid tot zeggenschap, van veiligheid tot klimaatverandering, en van (gebrek aan) vrije tijd tot (on)gelijkheid. Bovendien vraagt het om een fundamenteel andere kijk op economie dan het heersende neoliberale denken.

Gelukkig zijn er op dit gebied wel positieve ontwikkelingen. In verschillende landen hebben parlementaire commissies al naar het onderwerp gekeken, zoals vorig jaar in Nederland met de tijdelijke Kamercommissie Breed Welvaartsbegrip onder voorzitterschap van ons Kamerlid Rik Grashoff. Net als een eerdere vergelijkbare Franse commissie kwam die met de aanbeveling om jaarlijks een brede rapportage over welvaart te bespreken in het parlement.

Alternatieven

Verschillende wetenschappers en instituten hebben alternatieve indicatoren voor welvaart ontwikkeld, die milieubelasting en sociale aspecten beter meewegen. Vaak zijn dit samengestelde indicatoren, zoals de Human Development Index (HDI), de Gross National Happiness (GNH), de Living Planet Idex (LPI) of de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW). Soms zijn het verzamelingen statistieken waaruit verschillende selecties zijn te maken, zoals het System of Environmental-Economic Accounting (SEEA) of de Measures of Australia’s Progress (MAP). De meest kansrijke indicatoren lijken volgens de spreker de Genuine Progress Indicator (GPI), Happy Planet Index (HPI) en Better Life Index (BLI). Die laatste heeft het voordeel dat die al regelmatig door de OECD voor een groot aantal landen wordt berekend. (De commissie Grashoff zag de BLI ook als een van de meest veelbelovende indexen.

Politieke inzet

Het zoeken naar de juiste samenstelling en de rekenmethoden voor dergelijke indexen kunnen we beter aan wetenschappers overlaten, maar er ligt wel een taak voor Groene partijen om er meer politiek draagvlak voor te winnen. Die uitdaging staat centraal in de discussie. Het is de vraag of we het BBP moeten willen vervangen door één andere indicator of beter kunnen aanvullen met één of meer andere indicatoren voor sociale en milieu-aspecten. Het BBP is zo ingeburgerd dat, zelfs al zouden we het willen vervangen, dat weinig haalbaar lijkt. Aanvullen of in balans brengen lijkt een betere strategie, waarbij meer duidelijkheid over de verdeling van de welvaart (ongelijkheid) en de staat van het milieu in ieder geval gewenst zijn.

Een daaruit voortkomend discussiepunt is of de kracht van één universele indicator dan niet verloren gaat. Het lijkt zaak om het totale aantal indicatoren in ieder geval wel beperkt te houden, omdat het anders lastig te communiceren valt. Anderzijds moeten we durven erkennen dat welvaart en welzijn nu eenmaal complex zijn. Slotconclusie is dat het onderwerp zeker blijvende aandacht en meer discussie verdient. Een (online) werkgroep van de Global Greens kan daarbij van nut zijn.